
‘Kan de ontwikkeling van mens tot robot nog gestopt worden?’
Het is stil in de collegezaal. De professor lijkt na te denken voor hij opkijkt.
‘Een vraag van Ger. Voordat ik antwoord daarop geef ….’
Het indringende geluid van een zoemer klinkt.
‘….ik kom hierop terug, in het volgende college.’
Veel studenten staan direct op. Ger aarzelt of hij naar beneden zal lopen naar de prof maar ziet snel een rij ontstaan en hij heeft geen zin aan te sluiten en te wachten.
‘Je bent onze afspraak toch niet vergeten?’
Blesse staat naast hem.
‘Gratis happen vergeet ik nooit.’
Samen verlaten ze tussen de andere studenten de collegezaal.
In het restaurant naast het universiteitsgebouw checkt Ger zijn mailbox en kijkt op naar Blesse. Ze houdt een vinger voor haar mond en leunt achterover, doet haar best het gesprek te volgen dat de buren achter haar hebben met de ober. Hij kijkt naar buiten. Haar nieuwsgierigheid irriteert hem soms.
Langzaam buigt zij zich naar de tafel, zegt op fluistertoon:
‘Die man vroeg wat het woord smart inhoudt.’
Wanneer Ger haar verbaasd aankijkt vervolgt ze snel:
‘Zo heet deze tent toch, Smartrestaurant.’
Onverschillig haalt hij zijn schouders op.
‘Die ober kon daar geen antwoord op geven. Wat is hier smart aan, bleef die oude man maar vragen.’
‘Nou en?’
‘Die ober doet nu navraag, had geen idee, werkt hier nog niet zo lang.’
Ger knikt. Hij weet zeker dat ze valt op het blonde studentje dat bedient.
‘Ach, het woord smart kom je overal tegen. We leven al in een smart wereld. In een matrix. Zeg dat maar tegen die mensen, zullen ze aan moeten wennen. Ik vraag me af waarom de prof vandaag niet op mijn vraag reageerde.’
‘Hoezo? Hij wil de tijd nemen voor een gedegen antwoord, weet jij veel. Niks bijzonders.’
‘Hij wist donders goed op welk moment hij mijn vraag voorlas.’
Blesse trekt haar wenkbrauwen op. Ger knikt en vervolgt:
‘Hij weet inderdaad niet welk antwoord hij op dit moment het beste kan geven.’
‘Ik kan jou even niet volgen. Die mensen achter mij mogen van jou geen doodnormale vraag stellen. Hoezo is jouw vraag wel belangrijk?’
‘Voor mij ja.’
‘Maar dat zijn oudjes. Hun wereld verandert. Ze worden behoorlijk in de steek gelaten. Dat aandringen snap ik wel. Wie kunnen ze nog vertrouwen?’
Blesse wenkt de ober terwijl ze vervolgt:
‘Een beetje geduld tot het volgend college. Jouw prof wordt gedwongen met regels van boven om het spel mee te spelen wedden? Misschien heeft hij daar eigenlijk geen zin in, maar ja……’ Ger knikt.
‘Zoiets. Hij denkt misschien aan zijn pensioen dat niet in gevaar mag komen. Je moet wel oppassen dat je hem te vriend houdt. Ik bedoel…. later ……..’
De ober legt de menukaarten neer en loopt weg. Ger buigt zich voorover.
‘Wat mij interesseert is hoe die technologische omvorming wordt gepland. In hoeveel stappen ze de massa onder volledige controle denken te krijgen? Hoe zullen ze die wereldwijde protesten telkens de kop indrukken? Die angstcultuur moeten ze blijven voeden. Kan niet anders. Niet niks. Die oudjes denken dat ze bij de tijd zijn als ze weten wat smart betekent.’
De ober staat ineens bij hun tafel om de bestelling op te nemen. Ger zegt dat hij tevergeefs op de kaart zocht naar de smartsaus.
Blesse geeft aan dat het een grapje is.
Ger trekt zijn vinger uit het gat in de glazen deur van de squashbaan. Roy, zijn speelpartner valt uitgeput op een bank. Zijn racket laat hij op de grond vallen. Samen kijken ze naar de lege baan. Roy, nahijgend:
‘Je speelde sterk, goeie controle.’
‘Ja, ja. Handig vandaag. Gewoon slim een chip in je hand…. wil je er ook een….. win je misschien de volgende keer.’
‘Laat die beker aan mij voorbijgaan’, puft Roy en schudt met zijn hoofd.
‘Hoe komt het dat jij niks moet hebben van een chip onder je huid?’
‘Voor jou…jij vindt alles lekker. Sticks in je neus of je reet. Het liefst wil je eindeloos geprikt worden.’
Ze lachen. Twee nieuwe spelers lopen de baan op. Ger verdwijnt naar de bar. Langzaam komt Roy overeind en kijkt naar het inslaan van het tweetal. Ze zijn duidelijk een niveau beter. Het ritme klinkt als een hartslag. Hij denkt aan de klanken die uit het speelgoedpianootje komen van zijn jonge zusje. Met een druk op de knop blijft dezelfde riedel zich eindeloos herhalen, monotoon en daarna niet uit je kop te krijgen. Hij draait zich om, ziet Ger bij de bar die juist twee grote pullen naar zich toe trekt. Wanneer Ger gaat zitten zegt hij:
‘Dat meisje achter de bar is volgens mij een jongen.’
‘Nee, die jongen achter de bar is precies een meisje.’
Ze klinken. Grinnikend drinken ze snel de glazen leeg.
‘Weet je dat op de nieuwe identificatiekaart geen man of vrouw meer vermeld staat?’
‘Nee, gek?’
Ger staart bewonderend naar het spel achter de glazen ruit.
‘Zo heeee, niveau! Kijk es, schitterend om elkaar heen.’
‘Sensors overal, aan alle kanten, wedden?’ Zwijgend volgen ze een rally.
‘Wanneer ga jij een mens een robot noemen?’, mompelt Ger zonder op te kijken, ‘of… een robot een mens?’
‘Lijkt me niet zo moeilijk. Zo’n bot ding voelt niets meer. Een nichtje van me heeft een kunst arm. Ze doet van alles, alleen mist ze er gevoel in… ..zegt ze.’
‘Ja. Voorlopig lekker blijven voelen, hoe viezer hoe beter.’
Lachend pakken ze de rackets en lopen richting kleedkamer.
De professor kijkt op de klok boven een van de deuren.
‘Dan nu de vraag over een ogenschijnlijk interessante keuze: kan de ontwikkeling van mens naar robot nog gestopt worden?’
Blesse wisselt een blik met Ger. ‘Ik ben geneigd “nee” te zeggen. De wetenschap doet namelijk geen stap terug zoals jullie weten. Altijd vooruit, nooit terug. Van een keus is dus geen sprake vanuit dat standpunt.’
Ger zet een uitroepteken achter een vraagteken en schrijft controle en draait cirkels om dat woord.
‘In onze tijd is veel wetenschap gericht op de mens. Die lijkt nu aan de beurt. Anders gezegd: de techniek gaat stap voor stap het lichaam in. Vanuit een niet te stuiten ontwikkeling dus. Met noodzakelijke experimenten zoals gewoonlijk. Niets nieuws. Nogmaals vanuit dat perspectief, ongeacht of dat goed is voor een mens of niet.’ Ger knikt en maakt van de cirkel een hoofd.
‘Een voorbeeld. Bekend is dat een lange periode flink afstand van elkaar houden voor omschakeling zorgt in het lichaam. Een genetische knop wordt uitgezet, zeg maar. De letterlijke afstand die mensen tot elkaar hebben is heel belangrijk voor contacten, dat weten we. Het is het meest menselijke, misschien wel de belangrijkste: het dicht bij elkaar zijn, elkaar fysiek aanraken. Vergeet daarbij niet: we zijn social animals.’ Blesse staart net zo lang naar Ger tot hij opkijkt en haar blik ziet. Hij geeft haar een knipoog. ‘Als elkaar aanraken en lange tijd knuffelen niet gebeurt dan schakelt het lichaam iets typisch menselijks uit.’
Roy wisselt een blik met Ger.
‘Over genen weten steeds meer zoals jullie weten. En hoe belangrijk emoties zijn. We leven wat injecties betreft in een extreem experimentele fase op dit moment. Het doorgeven van bij voorbeeld uitgezette knoppen naar volgende generaties – ik zeg het nu even simpel – is een mogelijkheid waarop de mens zijn mens zijn zal inleveren, op weg naar die robot.’ Blesse ziet Ger druk strepen zetten op zijn papier. ‘Dat kost tijd. Die transformatie……. zal ik waarschijnlijk……. niet meer meemaken. Hoewel……het zal door sommigen als verbetering worden beschouwd, die cyborgs.’
Het laatste woord slikt hij half in. Dan opnieuw krachtig:
‘Met mRNA voortdurend ons lichaam in via injecties of nasaal …..rectaal, hoe dan ook, kan het sneller. Dat is bij dieren onderzocht. De cellen kregen instructies het DNA te herschrijven zoals op een computer. Aldus van buitenaf draadloos bestuurbaar. Zelfs gedachten momenteel al. Toegepast zou je een mens voorzichtig in mijn ogen een soort robot kunnen noemen. Uitkomsten daarover zijn te vinden……….’ De zoemer maakt een abrupt eind aan het college. Het gehele papier van Ger is gevuld met enen, nullen en vraagtekens. Van de nullen zijn allerlei ogen gemaakt, van de enen naalden uit spuiten.
Ger opent het slot van zijn fiets. Voor het volgende college weet hij zijn vraag al: wat zijn de mogelijkheden om die knoppen bij een mens om te zetten behalve injecties en testen. Tijdens het fietsen denkt hij aan de herhaalde persconferenties, aan het uitspreken van nieuwe beperkende maatregelen. Waarom moest hij tijdens dat aankondigen soms aan robots denken? Door de manier van praten van het tweetal? Zouden er bij hen misschien al eerder aan gen knoppen zijn gerommeld? Publiciteit komt altijd veel later. Terwijl hij Frankenstein voor zich ziet rijdt hij door een rood stoplicht.
Joop Brussee
10 juli 2020
uit: open
