
Taco staat zijn tanden te poetsen. Hij haat zijn neus op en denkt aan wat er die ochtend gaat gebeuren. Volgens de meester is het helemaal niet eng of gevaarlijk. Hij heeft in de klas gezegd dat het in je neus een beetje jeukt, dat is alles. En dat zo’n teststraatje wel spannend is. Iemand op het jeugdjournaal zei dat je na die stick in je neus nooit meer bang hoeft te zijn dat opa en oma naar het ziekenhuis moeten. In de spiegel ziet hij snot onder zijn neus, veegt dat weg met zijn arm.
‘Heb je je handen gewassen?’, vraagt zijn moeder.
Hij geeft geen antwoord, beweegt licht met zijn hoofd, iets tussen ja en nee in. Op de radio zegt een presentator dat de regering en iedereen blij is met meer en meer testen.
‘Je hoeft je nergens zorgen om te maken schat. Mamma blijft in de buurt.’
Haar stem klinkt geruststellend. Toch is hij helemaal niet gerust. In zijn hoofd zitten nare beelden van spuiten en naalden. Telkens wordt maar gezegd dat testen geen pijn doet en dat het goed is en zo gebeurd. Maar hij vertrouwt al die praatjes niet.
‘Dat staafje is iets groter dan een watten staaf joh. Alle kinderen doen eraan mee heb ik van de meester begrepen. Later ben je blij.’
‘Later. Nee mamma, we m o e t e n meedoen!’, hij kijkt haar aan, ‘opa en oma zijn al dood. En ik wil niet. Ik ben niet ziek.’ Hij ziet dat ze niet naar hem luistert. Dan harder: ‘Ik ben gezond. Luister toch: IK WIL NIET!!’
‘Ach joh, doe niet zo moeilijk. Er zijn vervelender dingen in het leven.’ Ze loopt weg en zegt zonder om te kijken:
‘Taco, vergeet het mondkapje niet!’
‘Kijk, zie je Taco, daar kun je je handen wassen.’
Zijn moeder wijst naar een wit apparaat aan de muur.
‘Niet nodig mam, dat heb ik thuis al gedaan.’ Hij haalt zijn neus op. Overal ziet hij gaas en hekken. Een leuk en tof straatje hoort hij iemand zeggen. Een vrouw in een witte jas bevestigt dat dit de teststraat is. Hij kijkt omhoog en ziet een lange rij vlaggetjes wapperden in de wind. Verderop series ballonnen vastgebonden aan een paar dranghekken.
Een vrouw in het wit met een groot masker voor haar mond en neus en daarvoor een doorzichtig scherm voor haar hele gezicht vertelt dat deze testplaats feestelijk is ingericht, speciaal voor kinderen. Ze grijnst en wijst in de richting waar ze kunnen aansluiten.
Op flinke afstand van elkaar ziet hij kinderen aan de hand van een ouder. Het lijkt op een foto die hij had gezien van een kampplaats. Een vriendje zwaait naar hem. Ziet hij soms een mogelijkheid om te vluchten?
Ineens voelt hij de arm van zijn moeder om hem heen. Hij balt meteen zijn vuisten. Een vrouw, ook helemaal in het wit met een nog groter scherm en mondkap knikt naar een stoel. Hij verstaat niet wat ze zegt, kijkt op. Glimlachend geeft zijn moeder hem een zoen in de lucht.
‘Een bijzonder moment schat. Iedereen is blij vandaag. Het is leuk versierd hier.’
Achter een van de tralies van een dranghek staat een meisje uit zijn klas. Haar gezicht drukt ze in de jas van haar moeder. Zij is vast heel bang.
‘Daar komt ie’, hoort hij vrolijk roepen en ziet een witte staaf op zijn gezicht afkomen. Meteen begint hij sneller adem te halen, volgt de witte dot met zijn ogen en kijkt scheel wanneer het ding vlak bij zijn neus aankomt. Het is veel groter dan hij zich heeft voorgesteld. Kan hij het wegslaan? Zijn moeder houdt plotseling zijn handen vast.
‘Kom op’, zegt ze, ‘je bent toch een grote jongen.’
Zijn hoofd wordt door de testvrouw in het wit stevig vastgehouden. Ineens voelt hij kort een pijnlijke kriebel, ergens van binnen, boven zijn neus.
‘Al gebeurd! Viel dat even mee?!’, klinkt het blij in de verte vanachter het scherm.
Die nacht, tijdens een nare droom vullen twee staven met grote watten zijn neusgaten. Ze worden omhoog gedrukt terwijl ze blijven groeien. Zijn neusgaten sluiten ze volledig af. Op straat zwaaien mamma en de meester met vlaggetjes en ballonnen. Hij wil nee gillen! Maar zijn keel zit ook dicht. Hij kan geen adem meer halen!!! Met een schok wordt hij wakker en woelt hijgend, trapt de dekens weg en slaat met zijn vuisten om zich heen.
Nooit zal hij tegen iemand over die nacht iets te zeggen. Want, is hij niet een grote jongen?
Joop Brussee
12 maart 2021
uit: open
