
Op weg naar de kantine van het opleidingscentrum werd ik aangeschoten. De vraag was of ik een regiecursus wilde geven aan drie medewerkers van de Kro. ‘Om een mis te leren regisseren.’ ‘Oh. Daar wil ik even over nadenken.’ ‘Je hoeft niet katholiek te zijn.’ Ik liep door. Even later zat ik achter een kop koffie en keek naar buiten. Aan de andere kant van de spoorbomen lag het station Hilversum. Het gebouw van de Kro was op loopafstand. Daar was voor mij het werken voor de omroep begonnen. Toevallig had ik een regisseur bij de radio ontmoet en hij had voor mij afspraken gemaakt met een paar medewerkers.
Boven de ingang hingen de drie grote letters. Van buiten zag het gebouw eruit zoals veel panden in het zuiden van het land. Binnen rook het een beetje naar een kerk. Alsof ze hier ook wierook branden. De portier vroeg mij plaats te nemen in de hal. Ik staarde naar de ramen met brand geschilderd glas in lood. Zou ik als niet rooms hier werk krijgen. Uit een deur kwam plotseling een man met wapperende haren recht op mij af. Hij glimlachte breed. Bij het naderen zag ik wolf tussen zijn tanden. Dat verbaasde mij. Niet omdat ik voor de radio kwam maar als tiener had ik ook lelijke voortanden gehad en durfde nooit voluit te lachen. Deze man schaamde zich er niet voor. Hij vertelde dat een medewerker die hoorspelen schreef met zwangerschapsverlof was. Gaf mij een kans.
‘Weet je het al?’ De collega die de vraag gesteld had liep voorbij en trok zijn wenkbrauwen op. Ik maakte duidelijk dat ik nog nadacht. De tweede kennismaking was met het hoofd van de afdeling presentatie. Ik herkende onmiddellijk haar stem van de radio. Ritmisch strak ze: hier is Hilversum 1, de k, r, o, . Op elke letter een klemtoon. Zou zij vragen of ik katholiek….? Dat deed zij niet. Inplaats daarvan gaf ze een tekst die ik even later in een spreekcel voor een microfoon moest voorlezen. Na afloop volgde een gesprek. Ze stak een sigaret in haar mond en schoof over de tafel de aansteker in mijn richting. Ik begreep hoe de Gooise matras in de praktijk werkte. Haar van vuur voorzien betekende dat mijn toekomst mogelijkheden. Als nazaad van hugenoten bedankte ik daarvoor. Ze had geen werk voor mij.
Ik keek uit het raam en zag een trein voorbijrijden. Vrienden kreeg ik die ook voor de Kro werkten. Ik verloor ze even makkelijk. Zoals vriendin die plotseling een brief schreef waarin ze vertelde mij een tijdje niet wilde zien en later tegen iedereen schande sprak dat ze mij nooit meer zag. Of de vriend die zich beklaagde dat hij mij nooit zag maar zelf nooit de moeite nam mij op te zoeken. Aan katholieken leren een mis te regisseren. Ik dronk mijn kop leeg.
Het was een zuivere katholieke opdracht. Bijna 20 jaar had ik voor de Kro radio gewerkt, in een memo cultuur. Vaste medewerkers schreven elkaar memo’s inplaats van met elkaar gesprekken te voeren. Alsof ze bang waren onderuit gehaald te worden. Indirect iets te maken met biecht en aflaat? Of tierde ook daar het Peter principe welig zoals in de rest van de omroepwereld. De spoorbomen gingen dicht. Regisseren van een mis. Het was niet onmogelijk dat het voor de deelnemers een oprotpremie was of een zoethoudertje. Een beloning misschien. Ik nam mij voor deze serieus klinkende cursus te geven. Mijn benadering zou worden: het vormgeving van een toneelstuk.
Een paar weken later zat ik met drie vrouwen in de kantine. Ze hadden er duidelijk zin in. Het was voor hun prima toen ik vertelde over mijn theatrale benadering. Kinderlijk blij waren ze om deze cursus te mogen doen. Ze vertelden dat het goed voelde er even tussenuit te gaan. Ik vroeg of ik bij de eindproductie als misdienaar een rol mocht spelen door voorop met een kruis de kerk in te lopen, als start van de processie. Prachtig vonden ze dat. Het werd een periode van dolle spelpret. Nooit viel tijdens de cursusweken het woord katholiek.
Tijdens de nazit in de kantine leek het mij een mooi moment daarover toch eens iets te vragen. ‘Ik herinner me dat er jaren geleden een discussie van alle medewerkers was over …’ Het viel stil. Het was duidelijk dat geen van de drie zin had te reageren. Dus ik vervolgde: ‘In die bezinningsperiode was op een dag ineens de K van het gebouw boven de ingang verdwenen! Boze tongen beweerden….’ Ze lachten uitbundig en knikten, gaven aan dat al dat praten weinig had opgeleverd. Iedereen moest rekening houden met zijn eigen belang. Het had uiteindelijk niet echt iets opgeleverd. ‘Godfried Bomans zei eens: katholieken doen hun behoefte in het bos’, grapte ik. Ze glimlachten alledrie. ‘Ik vond dat ook leuk toen hij dat zei. Maar om de waarheid te zeggen, ik snapte niet wat hij bedoelde. Jullie?’ Nadat ze duidelijk nee hadden geschud en hun schouders opgehaald werd gezamenlijk het glas geheven. Buiten gingen de spoorbomen weer eens omhoog.
Joop Brussee
25 mei 2022
hobbels
