KNELLEN

Het grootste deel van de treinreis van Leiden naar Eindhoven met een overstap in Utrecht is dwars door weilanden. Kortgeleden 21 jaar geworden. De opgedane schoolkennis nu in de praktijk brengen. De kennismaking met de kinderen van de vierde klas is voor de vakantie gebeurd. Hoe zullen ze denken over de nieuwe meester? Uitlokken, in een val laten lopen, testen? Aan de zachte g wennen is een kwestie van tijd. Dit is een prachtige kans om in een school met vernieuwend pedagogisch onderwijs te beginnen. Expressie staat hoog in het vaandel!

De eerste werkdag begint verre van rustig. Het lijkt alsof de kinderen de chaos hebben afgesproken. Het is in de klas een grote puinhoop. Het lijkt een speeltuin waar van alles door elkaar gebeurt. Niemand kijkt mijn richting op. Ze roepen naar elkaar, plagen klasgenoten, gooien van alles door de lucht. Ik sta er radeloos naar te kijken. Zorgen voor orde zonder meteen als een boeman over te komen? Wat heb ik daarvoor geleerd? Stilte. Aandacht voor de meester. Hoe te beginnen?

Het beste is op een natuurlijke manier een rustpunt vinden. Het speelkwartier is daarvoor geschikt. Puffend sluit ik in de gang aan bij twee collega’s die voor een venster de kinderen op de speelplaats in de gaten houden. Ik vang nog net flarden op van een gesprek over het hoofd van de school die vorig schooljaar is aangesteld. Hij wilde mij wel hebben. Zij mogen hem duidelijk niet, vinden dat hij hier niet thuishoort en maken grappen over de manier waarop hij zich opstelt. Ik wacht voor de deur met een glazen raam op een gelegenheid het tweetal een vraag te stellen. Door de ruit zie ik een meisje uit mijn klas aan komen rennen. Ze kijkt mij met grote ogen aan. Hijgend en met een rode kleur op haar gezicht roept ze opgewonden: Meester, ze hebben mijn knel afgepakt!!!

Verbaasd kijk ik haar aan. Ik heb geen idee wat een knel is. De twee collega’s houden op met praten. Ze hebben de vraag ook gehoord. Het is direct een teken van zwakte wanneer ik vraag wat een knel is. Hun aanwezigheid voelt als een test, een examen dat bepaalt of ik bij hen in het kamp kom. Zonder na te denken doe ik de deur open en flap eruit: wie heeft die knel afgepakt? Het meisje draait weg en wijst in de verte, noemt een naam. Ik wenk losjes in de richting en hoop dat iemand verschijnt. Een voor mij vreemde jongen loopt op zijn gemak naar ons toe. Met de handen op de rug staat hij voor mij. Ik spreek zo krachtig mogelijk: geef die knel terug!

Ik ben benieuwd, heb geen flauw idee wat er tevoorschijn zal komen. Het is een tol. In deze streek, vertellen de collega’s later wordt het woord knellen gebruikt voor een priktol met een draadje eromheen weg te werpen. Opgelucht kan ik daarna met het tweetal praten over mijn chaos van die ochtend in de klas. Zij geven waardevolle aanwijzingen die ik later met succes opvolg. Het contact met het tweetal geeft zelfvertrouwen en zorgt dat de noodzakelijke orde in de klas zonder verkramping stap voor stap tot stand komt.

Dagen later, alle kinderen rekenen in stilte loop ik trots tussen de rijen door. Maar na verloop van tijd benauwt die stilte mij. Ik maak een grapje, ben zelf de oorzaak van enige deining die daarna ontstaat. Tijdens het schooljaar besteed ik veel tijd aan verbale expressie en leer mijn leerlingen wat discipline is waardoor ik zonder problemen de klas dagelijks kan verlaten voor een korte koffiepauze met de twee collega’s op de gang.

Op de laatste schooldag wandel ik tijdens het speelkwartier met het hoofd op het plein. De vriendelijk man worstelt nog steeds gewoon om te gaan met een deel van het personeel. Misschien, omdat hij een ander gevoel voor humor heeft. Hij vraagt: ben je het rekenboekje doorgekomen? Jazeker, is mijn reactie, maar of ze iets geleerd hebben weet ik niet. Zwijgend lopen we verder tussen spelende en joelende kinderen. 

Joop Brussee

25 mei 2022

uit: hobbels

OVERZICHT